Uit het archief van www.buddha-dharma.nl






OP EN ROND DE ZIJDEROUTE
IRAN EN KARGIL

Klik naar de volgende bijdragen:


Een team van Iraanse en Japanse deskundigen zullen binnenkort een begin maken met de zoektocht naar restanten van boeddhistische cultuur langs het stuk van de Zijderoute dat Iran doorsneed.
Dit werd op zondag 21 augustus 2005 meegedeeld door een woordvoerder van het Archaeological Research Center van Iran's Cultural Heritage and Tourism Organization.
Deskundigen van Japan's Nara International Foundation (NIFS) zijn geïnteresseerd te weten waarom er een relatieve afwezigheid is van antieke boeddhistische cultuur in Iran; daarom hebben ze toestemming gevraagd om aan de studie deel te nemen, zei Karim Alizadeh.
"Het team is in een maand tijd in het oosten aan de studie begonnen, en ging ook naar het westen door de provincies Khorasan, Semnan, Tehran, Hamedan, Kordistan, en, als er tijd overbleef, door Kermanshah".
De groep stond onder de tweehoofdige leiding van Hamid Fahimi uit Iran en Tsuchi Hashirikobe uit Japan. Het team telde 4 Japanse experts.

Hier volgt slechts een kleine sectie uit de website van iranian.com, en wel omdat ze eindelijk antwoord lijkt te geven op de betekenis en herkomst van de naam An Shih-Kao (of An Shigao, Anshigao, An Shi-gao), de eerste monnik, en nog wel een Pers, die boeddhisme naar China bracht:
"Naar de mening van historici en hun bronnen waren Parsi-geleerden de eerste boeddhistische monniken die naar China afreisden. Onder hen bevond zich An Shih-Kao (de naam is een Chinese versie van het woord Arsacid, hetgeen "Uit Perzië komen" betekent; maar omdat de letter R in het Chinese schrift niet bestaat werd 'Ar' weergegeven als 'An'[1]). (An Shih-Kao) was een Parth en prins die zijn kroon na de dood van zijn vader aan zijn oom had overgedragen om zich 'in geestelijke contemplatie' te begeven."
Er zijn Chinese bronnen die de naam letterlijk willen vertalen en dan 'An' zien als 'rust en kalmte', en 'gao' als 'guo', land. In die optiek is Anshigao de monnik ([fa-]shih) uit het Land van Rust en Kalmte.


[1] A possibility: Of the name Arsacid only the first and last syllables were remembered: Ar cid. This Ar cid has been transliterated as An Shih. There might at that time have been an An Shih, Master An - different pronounciation of shih though. The next step therefore may have been an 'upgrading' of the name by adding kao or gao as we pronouce it today: Anshigao.



Omdat de kunstensite Art Daily op 27 maart 2024 een afbeelding toonde waarop we zien hoe de afghaanse koning Zaman Shah Durrani inderhaast het net veroverde Lahore (Pakistan) verlaat omdat op dat moment schermutselingen waren uitgebroken in het toenmalige Khorasan (november 1796), en omdat eind maart 2024 een islamitische boevenbende die Khorasan aan hun naam had toegevoegd een moorddadige aanslag had gepleegd op nietsvermoedende bezoekers van een feestpaleis in Moskou, kan hier verwezen worden naar wat meer gedetailleerde informatie over de connectie Khorasan-boeddhisme.

Iranica online somt een heel aantal bronnen op waaruit blijkt dat het gebied genaamd Khorasan (spr.: korasaan -- het zou "opkomende zon" betekenen), verschillende ruïnes kent die ofwel stoepas zijn geweest voor doortrekkende boeddhistische handelaren, zo geroemd in de eerste twee Jātaka, danwel vihāra-annex-stoepa die meer permanente vestigingen zijn geweest waar monniken probeerden een bestaan op te bouwen.
Zo staat het Balk, bekend van de ruïne van een boeddhistische vestiging, beter bekend onder de naam Nowbahār, een veriranisering van "nava-vihāra", "de nieuwe vihāra". Ook behoorden de muurschilderingen te Kakrak en die achter de nu weggeschoten grote boeddhabeelden te Bāmīān tot de Khorasan-cultuur.

De verschillende geciteerde onderzoekers gebruiken telkens de term "Sanskriet" bij het vermelden van bv. "vihāra". We weten inmiddels dat het klassieke Sanskriet de meeste van de binnen het boeddhisme gebruikte woorden en namen niet kent, en dat we moeten spreken van het "Hybride-Sanskriet" uit de (vroeg-)mahāyānistische manuscripten, en van het Pāli wanneer we te maken hebben met nog eerdere teksten.

Iraanse invloeden op boeddhistische kunst van India en Gandhāra

Er wordt bij de bespreking van de vroegste boeddhistische kunst uit met name Gandhāra — delen van Pakistan en Afghanistan — vooral gewezen op de invloed van Griekse beeldhouwkunst.

(De bovenste foto toont de haartooi van Boeddha, de middelste die van Apollo, en de laatste die van een Perzisch koning.)

Er bestaat binnen bepaalde historiserende kringen de opvatting dat de (ser-)indiase afbeelding van Boeddha de haartooi van Apollo toont, die immers, op ten minste een beeld een soort knoet op het hoofd draagt.
Andere historiserende kringen zouden net zo goed kunnen zeggen dat de Indiërs het van de Perzen hadden. De werkelijkheid is dat de boeddhafbeelding een oude beschrijving van een zeker schoonheids-ideaal volgt dat ook in de voor archeologen belangrijke plekken in de Punjab werd aangetroffen.
De pagina over Boeddha's uiterlijk gaat er op in, en ook die over Boeddha's 32 fysieke kenmerken is er vrij duidelijk over.







Maitreya's toga
Het als oudste voorgestelde beeld van Maitreya, de komende Boeddha, toont een soort toga die volgens redelijk opgewonden, en voorbarige historici bepaald Grieks aandoet. We zien die stijl overigens ook op de beelden in het museum Cluny in Parijs waar de Franse Middeleeuwen centraal staan. En ook op de pagina over de eerst bekende boeddha-afbeelding, een relief op een reliekdoosje, zien we hoe de kleding valt zoals ze valt. Niet alleen daar; zolang bevolkingsgroepen zich nog kleden door een stuk textiel over de schouder te slaan — zie ook de niet-stedelijke bevolking van Afrika en Zuid-Amerika — dan vallen deze stukken textiel overal hetzelfde: in losse plooien naar beneden. Er is geen enkele reden om hier kopieergedrag of adaptatie te vermoeden.

De Griek Meghasthenes was de eerste Griekse koning of keizer die doordrong tot in het toenmalige Bactrië, en het was de monnik-pelgrim Xuanzang die in de uiterste zuidoosthoek van Bactrië een hondertal boeddhistische kloosters aantrof. Na Meghasthenes regeerde in de huidige Pakistaanse Punjab, in het huidige Sialkot, de Griekse vorst Menander die boeddhisten graag herinneren als de Milinda uit de "Vragen van Milinda" (Milinda-panha).

We mogen er niet aan voorbijgaan dat de Grieken vanaf de invallen van de Sakas en Parthen (of Pahlavas), ca 2de eeuw vC, uit de Sindh en de Punjab verdrongen werden, en dat daarmee ook de Indiase-, c.q. Gandhāra-kunstvormen een nieuwe invloed kregen vanuit het Perzische rijk. In 510 vC stuurt Darius-I (regeerde van 522-482 vC) een vloot vanuit Peshāwar de Indus op die uiteindelijk langs de kust van Egypte zal afmeren. De Indus-vallei hoorde bij het toenmalige India.
Darius laat in Persepolis een inscriptie maken waarin hij zegt dat "...(onderandere) Bactrië, Hindus (Serinida?, Hindu Kush?), en Gandhāra ... in mijn bezit ..." zijn. (http://www.livius.org/da-dd/darius/darius_i_t10.html)

Gewone handelsbetrekkingen tussen delen van India en Perzië waren er ongeveer een eeuw voordat de Grieken delen van het toenmalige groot-Indiase rijk veroverden. Het is Sir Aurel Stein geweest die in 1916 bepaalde ruïnes nabij het huidige Iraanse Sistan, vlak over de grens met Afghanistan, aanduidde als de restanten van een boeddhistisch klooster.
Onderzoekers hebben aangetoond dat de Harappan-civilisatie (vanaf ca 4700 jaar vC) van langs de Indus zeevarenden kende. Veel latere grotere en kleinere koninkjes uit het Serindische en Indiase rijk kunnen zo hun oceaan-souvenirs hebben gehad: gedroogde "zeemonsters", collecties schelpen en koraal, enzovoorts.
Zie ook de pagina over Kizil en Kúmtura.




De Werelddag voor het Toerisme, die in het weekend van 25 september 2005 viel, is voor een aantal publicisten de kapstok geweest waar ze hun kennis over bepaalde streken van Azië aan konden ophangen. Zo publiceerde Fida Muhammed Hassnain in de Kashmir Observer van 28 september 2005 een tweetal bijdragen over Kashmir en Kargil, beide op de grens tussen India en Pakistan.
Kashmir
We weten al dat Kashmir de 'snelkookpan' genoemd wordt waarin het mahāyāna-boeddhisme tot volle wasdom kwam. Fida Muhammed Hassnain voegde daar de volgende informatie aan toe: Het was een zekere Midhántika die in de derde eeuw voor de westerse jaartelling boeddhisme voor het eerst in Kashmir predikte. En de heersende families over Kashmir steunden de Boeddha-Dharma tot aan het eind van de 11de eeuw.
Srinagar werd de plaats van waaruit de Boeddha-Dharma werd gepredikt, en het was van daaruit dat boeddhisme zich verspreidde over de rest van Centraal-Azië, Siberië, Mongolië, de Chinese provincie Xinjiang, en Tibet. In Srinagar stond ooit de Jayèndra-vihār, een klooster dat gebouwd werd door koning Jayèndra, en tevens de plaats waar de monnik-pelgrim Xuanzang twee jaar verbleef om Soetras en andere manuscripten over te schrijven. De vihār[a] bevatte een groot zilveren beeld, geschonken door Jayèndra.
De echtgenote van koning Megvahán, die misschien Àmrit heette, stichtte een ander klooster met de naam Àmrit Bhaván Vihār. Dit klooster werd in de achtste eeuw bezocht door de Chinese pelgrim Oukang. Een derde grote vihā[a]r was de Narvodh Vihār, eveneens in of nabij Srinagar. Ook deze plaats was een tijdelijk tehuis voor Chinese reiziger-monniken die daar de gelegenheid te baat namen om Sanskriet te studeren.
Het Tibetaans boeddhisme werd sterk beïnvloed door de Leer zoals ze in Kashmir werd gepredikt.
Vanaf de negende eeuw ging het niet zo goed meer met boeddhisme in Kashmir en Afghanistan. Zie daarvoor Weg uit Afghanistan.
Kargil
Een basrelief Boeddha voorstellend uit de Kushán-periode nabij Mulbekh, 1ste - 3de eeuw. Het Kushán-rijk was een confederatie van Yuezhi-volkeren.
In deze streek, die sterk verbonden is met het Tibetaanse of Himalaya-boeddhisme, vinden we enkele boeddhistische monumenten. Daar is een Chamba, een afbeelding van de komende Boeddha Maitreya, die te Mulbek in de rots werd uitgehouden, en dit waarschijnlijk tijdens het leven van Lótsawa (vertaler) Rinchen Zangpo. Ook in de Suru-vallei vindt de pelgrim een dergelijke Chamba.

Een andere bron vertelt dat Rinchen Zangpo (ca 11de eeuw?), de vertaler van tantrische teksten, in Guge, West-Tibet was geboren, en aanvankelijk onderwees in boeddhistische instituties in de Ganges-vlakte. Daarna vertrok hij naar Kargil en liet Lhakhangs, tempel-kloosters, bouwen te Chiktan en Wakha nabij Mulbekh. Hij moet ook de opdrachtgever geweest zijn voor de constructie van een Boeddhabeeld nabij Mulbekh.
Een paar eeuwen daarvoor, in ca. de achtste eeuw, zegt Sikandar Khan, werden Lama Nāropa (eveneens vertaler) en Guru Urgyen Padma in Zanskar geboren - waarbij we er steeds rekening mee moeten houden dat lands- en districtsgrenzen in die tijd niet waren wat ze nu zijn.
Bronnen melden dat delen van de Dard-clan, de mensen van Bodh Kharbu, en de meeste Chiktan in het verleden boeddhist waren. Berichten uit 2018 geven aan dit dit niet meer zo is.

Ferghana

Bij het zien van deze reportage over de vallei van Ferghana (27 september 2024) kwam uiteraard de herinnering aanwaaien aan die passages in de commentaren op de vroege en latere boeddhistische canon over dit eertijds rijk waar monniken zich probeerden te vestigen. Lang heeft het niet geduurd, maar in Iranica online wordt toch verwezen naar de restanten van gebouwen, en naar manuscripten uit die vallei. Daarbij is dan sprake van de stad of regio Marv, of Merv, zoals sommigen dat zeggen.






Deze pagina is er een op de site www.buddha-dharma.nl
www.buddha-dharma.nl is eigendom van White Jade River, Instituut voor Boeddhisme