Uit het archief van www.buddha-dharma.nl






KALACHAKRA

Deel 2
Shambalā, Taranāta, en de Jonang-stroming



Shamabalā

Een belangrijk deel van de Kalachakratantra wordt ingenomen door beschrijvingen van een mytisch rijk genaamd Shambalā.
In zijn gesprek met Alexander Berzin geeft de Dalai Lama toe dat dit verhaal hem vanaf zijn jeugdjaren heeft geïntrigeerd en geïnspireerd. Vanuit dit rijk van Shamabalā rijdt, over een 5000 jaren van nu zeggen sommige bronnen, de koning dan uit om de juiste Boeddha-Dharma opnieuw te vestigen. Opmerkelijk is dat hier een hervestiging van het boeddhisme door een 'wereldheerser', een chakravartin (spr.: dzjàkra-vártin), wordt gepredikt. De tekst is gebaseerd op een vroege leerrede uit de Grote Collectie van het Kleine Voertuig.(2)
In de meeste geschiedschrijvingen van de indiase bevolkingsgroep de Rajputs, in de vamsāvalï, is het koning Maru die deze klus zal klaren aan het eind van de kali-yuga, de duistere tijd. Rajput staat voor die personen uit de ksátriya-groepering, de krijgers, die van koninklijke origine zijn. In die optiek was Boeddha, zoon van een vorst uit de Sákya-clan een (potentiële) Rajput. En in de vroege Pāli-Leerrede over Het Grote voortgaan zegt Boeddha dat hij stamt uit de clan van Iksváku, volgens genoemde vamsāvalï eveneens een Rajput.

(2) De vroege Cakka-vàtti Sutta staat in de Grote Collectie van de Pāli-canon: Digha Nikāya 26 (spreek: diiga). Ze heeft een tegenhanger in de chinese (= noordelijke) Āgama waar de mahāyāna-tradities uit putten.
Het mahāyānistische Nepalese en Himalaya-boeddhisme, die de āvadana kennen als tegenhanger van de hīnayāna játaka, wijzen naar de Mándhata-āvadana waarin sprake is van zo'n vorst "omringd door zijn zeven juwelen of kostbaarheden".
In de vroege Sutta Nipāta van het theravāda-boeddhisme vinden we eveneens melding van de wereldheerser. In de Vatthugāthā (PTSF.183: 1002) wordt gesproken over de persoon die met de 32 fysieke kenmerken van een Groot Mens (mahā-purúsha) wordt geboren (Ook de Avatámsaka Soetra 27, Avatámsaka Soetra 34, en Avatámsaka Soetra 34-2) spreken in die termen. Er worden dan de twee keuzen voorgesteld die zo'n persoon kan maken: ofwel een maha-raja worden, ofwel een boeddha. Er staat: Hij kan voor het leven van een burger kiezen, het leven thuis. Dan zal hij de wereld veroveren, niet door macht en kracht, maar door waardigheid (virtue in het Engels, virtu in het Oud-Frans)(3).

(3) (in het Pāli: Sace agāram ajjhāvasati, vijjeyya paṭhavim imam adandena asatthena dhammena-m-anusāsati.)

Taranātha

Taranatha

In ieder geval was het een zekere Taranātha (spr.: tara naata)die de kalachakratantra groot gewicht gaf. Hij was een van de bekendste meesters uit de Jonang-traditie (spr.: djoonang). Daarom werd hij ook wel Jonang-Taranātha genoemd.
Taranātha werd in 1575 geboren als Kun-dga'-snin-po, of in het Sanskriet Ānanda-garbha, bron van vreugde. Of hij een Indiër was, of een Tibetaan, is niet duidelijk. Hij schreef een Geschiedenis van het boeddhisme in India, in het Tibetaans, en in de tweede bundel van die geschiedenis wordt het kalachakra-systeem in 22 bladen uiteengezet.

De 14e dalai lama legt er in het Berzin-gesprek grote nadruk op dat de kalachakra-tantra verbonden is met de Sarma-traditie, d.w.z. de Nieuwe Vertalingen School waar de Kagyu (spr.: kàgjoe), de Sakyapa (spr.: saakja-pa), en de Gelug-tradities (spr.: geeloeg) van het tibetaanse boeddhisme zich naar richten. De gelug is de traditie waar de 14e dalai lama rechtstreeks mee verbonden is. Hiermee wordt waarschijnlijk aangeduid dat de overige twee scholen, de oudere Nyingma (spreek: njingma) en de jongere Jonang, zich, althans gedeeltelijk, op oudere tekstlagen baseren. Dat verklaart wellicht het feit dat de 14e dalai lama in het genoemde gesprek niet minder dan drie keer meldt dat de kalachakra-tantra niet tot de Nyingma-school behoort, terwijl die school zich toch onderscheidt als een tantra-school. In dat zelfde gesprek laat hij voorts weten dat hij zich in de praktijk van de kalachakratantra een opvolger weet van de 2e en de 7e dalai lamas, nog het meest van de zevende (1708-1757). Duidelijk is niet of de Taranātha-versie van deze tantra tot de Sarma-lijn gerekend moet worden.


De Jonang-traditie

december 2005

Aan het begin van de 14e eeuw verliet Sherab Gyeltsen (of Gyaltsen) de Orde van de Sakyapa en vestigde de Jonang-Orde in de plaats Jonang, ongeveer 160 km ten noordwesten van het Tashi-lhumpo-klooster in het Tibetaanse Shigatse.
Wat Sherab Gyeltsen onderwees werd, in die tijd, vooral door de Gelugpa-traditie als ketterij gezien: een opvatting van het Enkel Bewustzijn-systeem waarbij het doel een onderdrukken van de totale gedachtenstroom was. Zo werd het geïnterpreteerd, zeggen hedendaagse bronnen, maar die interpretatie stamt uit de pen van toenmalige tegenstanders. De huidige 14e dalai lama ziet de shentong opvatting als een legitieme, maar vermeldt in zijn gesprek met Berzin noch de Jonang-pa, noch Taranātha als degene die de kalachakratantra groot gemaakt heeft; Taranātha's opvatting over de kalachakratantra werd vanaf de 17e eeuw ingelijfd bij de Gelug-traditie, de rest van de Jonang-traditie verdween uit zicht.
In deze tijd heeft de 20ste eeuw overleden Kalu Rinpoche, vertegenwoordiger van de Kagyu-traditie maar tevens een Jonang 'lineage holder', een aantal keren de kalachakra-initiatie gegeven.

Men is er lange tijd van uit gegaan dat de Jonang-traditie geheel verdwenen was. In de 20e eeuw hebben Tibetologen echter bloeiende Jonang-gemeenschappen gevonden in een hoofdklooster in de provincie Sichuan, China, plus nog een veertigtal kloosters met naar schatting 5000 monniken in het district Qinghai en in Tibet zelf. Binnen China zal de Jonang-trend bescherming hebben gehad van krachten binnen de Qing-dynastie.
Inmiddels heeft de 14e dalai lama een aantal gebouwen in de Indiase staat Himachal Pradesh geschonken aan de Jonang-gemeenschap, en heeft ook de Kàrmapa van de Karma Kàgyu-lijn hen een bezoek gebracht.

September 2011, Formele erkenning

Tijdens een topconferentie van vooraanstaanden in de Tibetaans-boeddhistische traditie die rond 27 september 2011 in de Noordindiase plaats Dharam-salá werd gehouden, werd besloten dat de Jonang-traditie voortaan als zelfstandige stroming te boek zal staan. Tijdens deze conferentie liet een vertegenwoordiger van een grote Jonang-tempel in Shimla in de Indiase deelstaat Himachal Pradesh weten dat er op dat moment meer dan 60 vestigingen zijn met meer dan 10.000 monniken in Tibet's oostelijke regio als Ngaba, Zamthang, en Golok.



Bronnen: 11, waaronder de Berzin Archives, Ringu Tulku Rinpoche en E-Sangha.
Deze E-Sangha heeft een pagina over de Shentong-leer van de Jonangpa. Het is waarschijnlijk een vertaling van ofwel een oud Tibetaans, ofwel een oud Chinees commentaar. Wat hierin wordt gezegd is dat "de ultieme waarheid de dharma-dhatu is, en het in en uit zichzelf schijnende gewaarzijn (vijñapti), dat wil zeggen, de ongedeelde verheven wijsheid. Dit wordt de niet-samengestelde 'dharmatá' genoemd."

Het stuk gaat verder met te zeggen dat deze zo beschouwde niet-samengestelde dharmatá volgens de Rangtong-school te vergelijken is met de (lege) lucht of ruimte, dat het insubstantieel is, en dat het daarom niet de ultieme waarheid is.
Rangtong wordt in dit commentaar vertaald met "Algemene Madhyāmaka", en shentong met "Grote Madhyāmaka". Shentong wordt ook wel gelijkgesteld aan "Tathāgata-garbha", de Schoot-waaruit-de-Boeddhas-Voortkomen.
Madhyāmaka is een ander woord voor de Leer van het Midden.
De zevende Kàrmapa van de Kàgyu-traditie hield de Jonang shentong-opvatting aan, en ook enkele Sakya- en Nyingma-gemeenschappen.
Of het deze shentong-opvatting is geweest die de Gelug er toe heeft gebracht de Jonang in de ban te doen, is niet bekend en niet zeker. Vandaag zou dat zeker niet meer het geval zijn omdat het merendeel van de leer van de Gelug, en van de overige Tibetaanse stromingen, doordrongen zijn van Tathāgata-garbha-elementen. Daarmee onderscheidt het zich vandaag van de meer op zen gerichte stromingen van het boeddhisme die het zonder iets niet-samengestelds kunnen doen.
Zie voor Tathāgatagarbha boek 4 van de Avatámsaka Soetra.

(*) H. Goetz, The early wooden temples of Chamba, p.19, Leiden 1955.





Deze pagina is er een op de site www.buddha-dharma.nl
www.buddha-dharma.nl is eigendom van White Jade River, Instituut voor boeddhisme