"Kaste" is in feite een on-woord. Het komt niet in letterlijke zin voor in de oude talen van India. Zie daarvoor dit engelstalige blog, maar voor dat over dravidiërs en ariërs.
Prof. R. Choudhary in zijn "The History of Bihar" (1958, p.15) merkt op dat de staat waarin Boeddha geboren werd, en het volk dat vervolgens die naam kreeg, of omgekeerd, niet van "Aryan origine" was, dat noch de "Hindu Vedas, noch Manu (de Manu smrti) gewag maken van Màgadha (het huidige Bihar) als een natie of een volk". Hij zegt: "Màgadha belonged to the Munda, (a) non-Aryan group." (Màgadha behoorde tot de Munda, een niet-arische bevolkingsgroep.)
Voor Boeddha was, in zijn dagen, een nieuwe tijd ingegaan. Het volk hoefde geen eerbiedige vrees meer te beleven jegens gepersonificeerde elementen als water en vuur. De overstromingen en mega-bosbranden waren achter de rug. Ze bevonden zich ook niet meer temidden van een volk op de vlucht voor water en vuur, een volk dat fysieke en metale zekerheid probeerde te vinden of te houden met behulp van vedische voorschriften zoals het niet samen eten met andere bevolkingsgroepen, en het niet "buiten je stand" huwen.
Het kastedenken van India is vanzelfsprekend Sri Lanka binnengedrongen. Daar voegden zich bij de indigene volkeren als de Veddah imigranten vanuit zowel noord- als Zuid-India en verder. De hindu-immigranten, nu voornamelijk Tamils, lieten het kastesysteem niet in de haven achter; de boeddhistische immigranten, zowel uit noord als zuid, wezen formeel kaste af, maar afgaand op de sociaal-maatschappelijke gegevens van de 20ste, 21ste eeuw waren ze er deels nog van doordrongen, en houden ze zich anderdeels aan een klassen-, resp. standenindeling die niet onderdoet voor die van Nederland, standenmaatschappij bij uitstek.
Het is het "Under the Bo Tree" van anthropoloog Nur Yalman1 dat leidde naar online geplaatste beschouwingen over het onderwerp met betrekking tot Sri Lanka.
Yalman die van 1954 tot 1966 op Sri Lanka verbleef, een drietal jaren achtereen in verschillende Tamildorpen en daarna af en toe voor kortere periodes van studie of overleg, genoot in zijn eerste dorp Terutenne de gastvrijheid van een Tamil (hindu) apotheker, werd door deze ingewijd in het kastedenken, en kreeg ook vanuit die hoek zowel ten gronde als in detail onjuiste informatie over het boeddhisme.
Op p. 16 schrijft hij over de Rádala-kaste en lijkt er van uit te gaan dat deze kaste, die onder Brits bewind werd benut en uitgebouwd tot besturende bovenlaag, boeddhistisch was. Wanneer we kijken naar nadere informatie dan zien we dat hier sprake is van een brahmaanse (= hindu) groepering.
In zijn eerste opmerkingen over het dorp Terutenne, waar Yalman in september 1954 aankwam, wil hij nog een onderscheid maken tussen (hindu) dévala en (boeddhistische) vihāra, tempelcomplexen, en accepteert dat dit dorp door twee levensbeschouwelijke groeperingen werd bewoond, even later maakt hij de vergissing door zowel dévala als vihāra tot dezelfde levensbeschouwelijke stroming te rekenen. Deze vergissing pietert door in zijn beschouwingen over kaste waarin hij er niet in slaagt een onderscheid te maken tussen de opvattingen terzake van hindus (Tamils) en boeddhisten (Sinhalezen).
Niettemin wordt met betrekking tot landrechten op p.68, noot 162 dat onderscheid tussen Tamils, die kaste op dat moment nog niet afwezen, en boeddhisten, Sinhalezen die een nieuwe kasteloze tijd in wilden gaan, beschreven wanneer hij het heeft over de "Kandyan Peasantry Commission" die in 1951 (R.K.P.C. 1951, p.180) schrijft dat "als eerste stap in de strijd tegen kaste(onderscheid) het noodzakelijk is om de "service tenure" af te schaffen." De "service tenure" moet globaal worden omschreven met "condities waaronder land of gebouwen worden beheerd of gebruikt".
In 1957 komt er een landelijke "Social Disabilities Act" die er op gericht is om "onwettige kaste-gebaseerde discriminatie" te bestrijden.
Wanneer in het begin van de 80-jaren enkele srilankaanse boeddhistische monniken Nederland aandoen verklaart er een vol blijdschap dat "wij geen kasteonderscheid" hebben. Die opmerking zal formeel terecht zijn geweest voor wat betreft de Sinhalezen, en voor de kleine moslim-minderheid, beide stromingen die wel klasse of stand kennen, maar geen kaste, maar niet, of niet helemaal voor de Tamil-bevolking die zich officieel aan de wetten terzake zullen houden, maar in hun onderlinge omgang met elkaar het kastedenken niet helemaal lijken te hebben afgezworen — denk aan het verschil tussen plantage-Tamils en de besturende en handels-bovenlaag plus de vrije beroepen waarin Tamils zich zo positief onderscheiden van de rest.
1: "Studies in caste, kinship, and marriage in the interior of Ceylon", Berkeley, 1976/1971
2: Under the Bo Tree -- studies in castes, kinship, and marriage in the interior of Ceylon, 1967, 1971, Univ. of California Press
3: W.D. Lakshman, et. al. "Sri Lanka's Development Since Independence: Socio-economic Perspectives and Analyses", New York, 2000, p.68, noot 16.
|
| | |