DE LÍNJÌ-LIJN IN KOREA
Robert Neff kreeg op 15 juli 2017 ruimte in de Korea Times om zijn verhaal te doen over de negentiende-eeuwse westerse mens die in hete zomers vanuit Seoul de bergen introk om daar enige tijd te blijven tot het weer wat koeler was. Ze, voornamelijk missionarissen, gingen, schrijft Robert, vooral naar de Boekhán-bergen waar ze, vergezeld van personeel, hun kamp opsloegen in paleizen en boeddhistische tempels. Kennelijk trokken ze in heel of half vervallen gebouwen die onbewoond waren.
Bukhán werd vooral bekend vanwege de monnik Sóng-ga (2de 'g' als in 'good') die leefde in de tijd van de chinese keizer Gaw-zòng, dus in het Tang-tijdperk. Deel 3 van de Jogye Anthologie spreekt over deze monnik die van groot belang is geweest voor het vestigen van het zen zoals Korea dat is gaan beoefenen. Hedendaagse koreaanse generaties halen hun theoretische kennis uit zijn Seongga gwigam. Seongga's voorkeur schijnt te zijn uitgegaan naar wat "Patriarchal Teacher Seon" en "Ganhwa Seon" wordt genoemd (seon = chan = zen; gwigam = gids). De laatste methode bevat de praktijk van de hwadóe die in China hwatou wordt genoemd. De hwadóe/hwatou werd geïntroduceerd door Linji. Seongga's (of Seonga's) belangrijkste hwadóe schijnt, in 't engels, What is the single thing? te zijn geweest. Nog niet zo erg ingelezen zen-voorzitters en -zitteressen in het westen versoberen de zin dan maar tot "Wat is het?" Het "The single thing", dat ene, enige, unieke ding — waar de theïsmen mee aankomen: het Ene — komt daarbij niet uit de verf, terwijl het toch hèt belangrijkste thema is waardoor boeddhisme, dat veelheid en onderlinge afhankelijkheid als ontstaansgrond stelt, zich onderscheidt van theïsmen. Dat belangrijke inzicht komt drie keer in de vroege canon voor. We hebben het dan over het noord-India van 500 - 600 jaar voor de westerse jaartelling. De episode speelt nadat Boeddha's tijdgenoot en vertrouweling (Pāli:) Sári-putta (of [Skr.:] Sáriputra) de non Bhadda Kúndala-késa op de proef stelt. Sariputta hanteert, volgens de tekst van de Pāli-soetta (Thig 5.9), het thema dat de brahmanen van zijn tijd nog het meest waarderen: Het Ene. Dat heeft ook Sariputta (de zoon [putta] van de vrouw Sari) in zijn jeugd geleerd, en hij heeft geleerd er afstand van te nemen. En omdat Bhadda Kundala-kesa een voormalig devote was van iets dat Het Ene werd genoemd, helpt hij ook haar uit de droom door die vraag "wat is Het Ene?" te stellen. Bhadda(1) geeft geen antwoord, maar is wijs en weetgierig genoeg om op zoek te gaan en mettertijd het juiste antwoord te vinden. (1): Kúndalakésa betekent dreadlocks; dat schoor ze af, maar men bleef aan haar refereren als de voormalige dreadlock. Er wordt aangenomen dat Bhadda een voormalige jaïn-non was, maar dat jaïn-nonnen de soort dreadlocks lieten groeien zoals we die kennen van hindu-asceten, is niet echt waarschijnlijk, zeker niet wanneer we bedenken dat er jaïn-monniken zijn die hun hoofdhaar uittrekken (niet afscheren). De ongekleedde Naaga-sadhus daarentegen, geen jaïn, en wellicht zelfs geen brahmanen of hindus, dragen dreadlocks; ze hebben immers totaal geen bezittingen behalve een kort mes waarmee ze gevangen vis klaarmaken om te eten. Er zijn geen vrouwelijke Naaga-sadhus, alleen al niet omdat dit op bepaalde dagen van de maand wel heel erg ongemakkelijk zou zijn. Bhadra kan een Saiva praktikante zijn geweest die ook dreadlocks dragen, en dat verklaart waarom ze geen antwoord durft te geven op de vraag "Wat is het Ene". Shiva immers, als goddelijke manifestatie, wordt de Ene genoemd, evenals Brahma en andere godheden waarvan het hinduïsme zegt dat ze uiteindelijk een en hetzelfde zijn. Het thema uit de episode met Bhadda wordt later opgevolgd. Of die latere meldingen in de Pāli-canon een weerslag zijn van werkelijk gebeurde ontmoetingen, of dat ze door scribenten-monniken zijn opgepakte omdat het zo'n puik materiaal is om mee te werken, weten we niet. Wat we wel weten is dat het thema "an sich" wel degelijk speelde tijdens Boeddha's leven, en we mogen er van uitgaan dat de ontmoeting tussen Sariputta en Bhadda Kundalakesa wel degelijk heeft plaatsgevonden. "Het Ene, wat is dat?" vraagt de Brahmaan aan de bhikkhuni die hij daarmee wil klemredeneren. "Alle dingen bestaan op basis van voedsel" (Pāli: Sabbé-sattá āhāra thitika — alles dat leeft bestaat op basis van/dankzij voedsel) is het raadselachtige antwoord, namelijk: er is geen Eerste Oorzaak; er is een samenkomen van voorwaarden en condities. Eigenlijk hebben we hier een van de eerste hwatou/hwadoe/koan te pakken: wat is ....? Antwoord: ... (onbegrijpelijk voor de buitenstaander).
Terug naar pagina 1
|
|