SANJIAO, DE DRIE STROMINGENOktober 2018Op initiatief van de Chinese Teo Chew Association, de Australian Chinese & Descendants Mutual Association, de Australian Chinese Buddhist Society, en de Mingyue Lay Buddhist Temple in het australische Liverpool, in zuid-west Sydney, is $120.000 opgehaald voor het plaatselijke ziekenhuis. Uit een bericht van 21 september 2018 lijkt opgemaakt te kunnen worden dat ook de boeddhistische Cambodjanen ter plaatse hebben bijgedragen, en omdat een bestuurslid van de Mingyue een vietnamese naam draagt, zullen ook Vietnamezen ter plaatse een duit in het zakje hebben gedaan.Het geld was bestemd voor een "ultrasound-machine voor vasculaire diagnostiek", zo werd gemeld. Het bericht ging verder met de melding dat in de plaatsen Liverpool, Fairfield en Cabramatta zo'n 100.000 mensen wonen van chinese komaf. Een andere Mingyue, nu in Bonnyrigg, was al eerder geopend. Het transcript van toespraken die regionale of plaatselijke bestuurders bij die opening ten beste gaven is online gezet. Het Mingyue dat toen geopend werd lijkt voornamelijk een gebouw te zijn waar de memoriaal-plaquettes voor overledenen een plaats krijgen. Het is ook een cultureel centrum. Een van de sprekers meldde met nadruk dat er tijdens de opening van dit gebouw ook een afvaardiging was van de Buddha's Light International Association (BLIA), de burgerafdeling van het Foguanshan in Taiwan. Het FGS, zoals het wordt afgekort, had samen met andere tempelgemeenschappen monialen (in meerderheid, of soms uitsluitend bhiksuni, afgevaardigd om de daar aanwezige beelden en het gebouw zelf "boeddhistisch-gewijs" op te nemen in de Grote Gemeenschap (dádjá, schrijf: dajia). Bovengemelde spreker leek de aanwezigheid van BLIA/FGS te willen zien als een soort overwinning van de kant van de Mingyue-initiatoren: ze hebben toch maar monialen van de (waarschijnlijk) grootste boeddhistische tempelgemeenschap over de vloer gekregen. Van de kant van het BLIA/FGS zal de aanwezigheid eerder een netjes verpakte uitnodiging zijn geweest: kom af en toe eens langs, we hebben meer, om niet te zeggen iets anders te vertellen dan de legendes over de onsterfelijke Boeddha, de onsterfelijke Quanyin, en de onsterfelijke Dizang. En daarmee zijn we bij het concept van "de drie leergebouwen", het san-djàw (schrijf: sanjiao): het confucianisme, het boeddhisme, en het daoïsme dat China graag als de drie levensbeschouwelijke pilaren beschouwt die apart kunnen, en misschien ook wel moeten bestaan, maar in opperste harmonie met elkaar moeten verkeren, of in ieder geval elkaar niet in de weg moeten zitten.
Dat concept van verscheidenheid in harmonie wordt op de hier getoonde afbeelding duidelijk gemaakt. De drie hoofdpersonen, Kongzi (= Confucius met hoedje), Boeddha (met kale uitstulping op het hoofd), en Laozi, de stichter van het daoïsme (de oudste van de drie) staan rond een vat azijn en hebben er ieder hun eigen interpretatie bij. Ze zijn het er over eens dat het azijn is, maar Boeddha vindt de smaak bitter, Kongzi vindt het zuur, en Laozi vindt het zoet (hij zet de zaken graag op z'n kop, dan zien we 't ook eens van een andere kant.) Nu zijn in de afgelopen halve eeuw de zuidchinees-boeddhistische taalgemeenschappen van de Cantonezen, de Hokjèn (schrijf: Hokkien), en de mandarin-sprekenden veel dichter bij elkaar gekomen dan ze voorheen waren. Daar heeft migratie bij geholpen, en ook een toegenomen welvaart die het drukken van boeken, het maken van films, en het gebruikmaken van sociale media mogelijk heeft gemaakt. De taalgroep van de Teochew heeft zich veel minder bij dit redelijk nieuwe samengaan aangesloten. Het kan zijn dat de relatief geringe omvang van de Teochew-etniciteit daaraan heeft bijgedragen — wanneer een gemeenschap te klein is dan voelt men zich al snel in het nauw gedreven, en zelfs aangevallen, zelfs wanneer er een aai wordt uitgedeeld. De Teochew hebben derhalve hun boeddhisme-opvatting niet echt gespiegeld aan die van andere etniciteiten die deels elkaars interpretaties aan het overnemen zijn. Zo houden de Teochew kennelijk nog sterker vast aan het Sanjiao-ideaal dan de anderen, en herkennen ze graag het daoïsme in de figuur van de onsterfelijke Boeddha, de onsterfelijke Quanyin en de onsterfelijke Dizang, alle drie als standbeeld aanwezig in in ieder geval Bonnyrigg. En ze zullen hun waardering voor de leer van Kongzi (Conf.) vorm hebben gegeven met het oprichten van leken- of burgertempels opdat de situatie niet kan ontstaan dat een mannelijk bestuur overruled zou kunnen gaan worden door een boven hen gestelde abdis, zo veelvoorkomend buiten het vasteland van China, en ook buiten het naar het patriarchale neigende Singapore. |
|