|
7. - De vijf Dharmas. De Chinees-Japanse lijsten van Vijf Dharmas komen niet altijd overeen met die van de Afdaling op Lanka. De Vijf zijn, zie tekst 63, naar de mening van Suzuki: Verschijningsvorm of Beeld (nimitta), Namen (nāma), Onderscheiden (Sam-kalpa), Juiste Kennis (samyagjñāna) en Zoheid. De eerste drie corresponderen met de twee eerste svabhāvas, en de laatste twee met de laatste en hoogste betekenis van svabhāva - zie hierna.
8. - De drie svabhāvas. Sva betekent "zelf", en hoe "zelf" wordt geïnterpreteerd is een hoofdthema van het boeddhisme. Bhāva betekent bestaan of bestaand. Svabhāva kan derhalve vertaald worden met "in zichzelf bestaand" en is daarmee identiek aan het, voornamelijk in het hinduïsme gebezigde, "svayambhu" - waarover hierna meer.
Het woord wordt in het Pāli weergegeven als sabhāva. Het zou voor het eerst gebruikt zijn door de Sthavira-vāda-traditie van het Kleine Voertuig.(1) Over deze traditie is heel weinig bekend, en wat er bekend is, zeggen kenners, is voor een groot deel onjuist weergegeven door tegenstanders van deze orthodoxe, zoveel mogelijk op de oudste overlevering steunende traditie.(2)
Singh refereert aan de peta-k-opadesa van genoemde traditie waar ze spreken over sabhāva, eigen-aard, in contrast met parabhāva, ander-aard. In die petakopadesa is de oorzaak (hetu) van enigerlei fenomeen de eigen-aard (sabhāva), en is de onderliggende conditie (prat-yaya) de ander-aard, para-bhāva. Meer wordt er niet over gezegd, en een en ander lijkt meer op woordspel: welke naam willen we geven aan welke keten in de sequentie van ondervindingen door en in de geest.
We vinden het begrip svabhāva vooral in samenhang met de Tathāgatagarbha-leer (Schoot-waaruit-de-Boeddhas-Voortkomen). Er wordt gezegd dat svabhāva, het in zichzelf bestaande, en sunyata, ledigheid, elkaar onderling uitsluiten. Dit wordt echter weersproken door het feit dat zowel de Lanka als "de shastra" ze samen noemen, en als identiek aan elkaar.
Nāgārjuna, die vier, misschien wel vijf eeuwen eerder leefde dan degenen die de Lanka en "de shastra" optekenden, wees het begrip svabhāva zoals dat door de boeddhistische vroeg-orthodoxe en inmiddels uitgestorven sarvastivāda- en sthaviravā-tradities werd gebruikt af. De sarvastivāda-gedachte "presenteerde een theorie van "zelf-natuur" of "substantie", die ze svabhāva noemden. "De Sarvastivādin sloten hun analyse van dharmas (dingen) af met de erkenning van ultieme, uiterst kleine atomaire elementen ... Het resultaat was dat ze zich genoodzaakt zagen om een nogal ongewoon metafysisch concept van "zelf-natuur", svabhāva, verantwoordelijk te stellen voor de ervaring van continuïteit van dergelijke discrete elementen." (D.J. Kalupahana; Mulamadhyāmakārika of Nagārjuna, Delhi 1991; p.1, en pp 22/23). Nāgārjuna definieerde svabhāva "als dat wat niet geschapen is, en onafhankelijk van wat dan ook, en nooit veranderend" (zie P.L. Swanson, "Tien-T'ai Buddhism"). Inderdaad is dat ook de invulling van het begrip Svayambhu.
Wat is dan Svayambhu? Svayambhu is een naam, of eerder, een adjectief, dat wordt gegeven aan de hindu-goden Brahma, Vishnu en anderen, en wat hinduïsme zegt over zijn of niet-zijn van deze goden varieert, en is niet in een paar woorden te vatten, zeker niet door iemand die het hinduïsme slechts van buitenaf beschouwt. In alle gevallen is het zeker dat een stūpa als de Svayambhunath in Nepal, alleen al op basis van de er aan gegeven naam, zowel een boeddhistisch als een hinduïstisch heiligdom is geworden, ook al zullen boeddhisten het hebben gebouwd.
Terug naar svabhāva:
In het Ontwaken van Geloof in de/het mahāyāna, eveneens een onderdeel van deze website, wordt svabhāva vrij eenvoudig aangeduid als "dat wat voor zijn bestaan niet afhankelijk is van iets anders" - zonder meer. Die tekst, die verder aangeduid zal worden met "de shastra", is van commentaar voorzien door de monnik Fazang (deze pagina); zie zijn biografische aantekeningen onder het hoofd "commentatoren" dat voorafgaat aan "de shastra". Hij becommentarieerde ook de Avatámsaka soetra, en bij het woord svabhāva aangekomen verklaarde hij dit begrip nader door te zeggen dat het de definitieve, onweerlegbare, niet-herleidbare en in zichzelf-bestaande entiteit is waar, bij gebrek aan woorden, "zijn" tegen wordt gezegd.
In de optiek van het esoterische boeddhisme zijn Mind, Boeddha, het Lichaam van de Leer, d.w.z. de Dharma-kaya, alle gelijk en hetzelfde, en svabhāva als in de zin hierboven aangegeven.
Over svabhāva in de Lankāvatāra soetra: Hier wordt svabhāva eigen-aard of zelf-aard genoemd, en in drie categorieën onderverdeeld, met als enige oogmerk de kennis over niet-zelf er grondig in te stampen. Het gaat hier dan om drie vormen van kennen: weten dat wezens en dingen als een luchtspiegeling zijn (pari-kàlpita), weten dat datgene wat we met de zintuigen waarnemen afhankelijk bestaat (para-tantra), en wetenschap, of het realiseren van een "perfecte weg" (pari-nishpanna), een realisering waarin beide voorgaande vormen van kennen naar hun ware aard worden geactualiseerd. Kortom, de eigen-aard (Chinees: zixing) van wezens en de dingen is dat ze geen zelf, ziel, of vaste kern hebben, geen eigen aard. Derhalve, om terug te keren naar de eerste regels, svabhāva, de eigen-aard, is-gelijk substantieloosheid. En daarvan zeggen zowel de Lanka als Ashvaghosa, de auteur van "de shastra" dat ze eeuwig is, niet vernietigbaar, zelfs niet door het grote vuur dat na vele eonen een eind aan de aarde zal maken - want ook dat vuur zal substantieloos, svabhāva, zijn.
De ledigheid is de karakteristiek van de zelf-aard, en dat wordt in het Chinees zi xiang genoemd.
Zie ook de aanvulling in tekst 2 van "de shastra," en ook De Gouden Leeuw.
(1) Zie Amar Singh, 1984, pp. 118/9
(2) Zie A. Bareau, 1955, p.110
|
Deze pagina is er een op de site www.buddha-dharma.nl
www.buddha-dharma.nl is eigendom van White Jade River, Instituut voor Boeddhisme
|
|