juli 2020
Deepak Chopra (MD) is een van die hindu-gurus die de wereld de laatste tijd hun diepe achtergedachten hebben meegegeven over de COVID-19 pandemie en hoe daarmee om te gaan. De heer Chopra's woorden zijn niet buitengewoon verschillend van die van anderen die hun fundament in de ene of de andere levensbeschouwing hebben; daar hoeven we niet ver op in te gaan.
Wat we onthouden uit zijn "Existence and the virus: A healing solution" van eind mei 2020 is dat hij als alle luien van geest, of als allen die materieel voordeel zien in het zo mogelijk binnenhalen van individuen uit andere levensbeschouwingen dan de zijne, een "alle religies zijn hetzelfde" postuleert: "Nirvana, moksha, bevrijding, het hemels koninkrijk, de vrede die het begrip te boven gaat: welke naam dan ook, het pad is in essentie hetzelfde." (Nirvana, Moksha, liberation, the Kingdom of Heaven within, the peace that passes understanding: by whatever name, the path is essentially the same.)
Dat zijn we met Chopra niet eens. Er is wel degelijke een specifiek pad, en een specifiek doel voor iedere stroming, zeker wanneer we de theïstische en on-theïstische stromingen met elkaar vergelijken. En dat is helemaal niet erg: laat alle bloemen bloeien.
Op 1 juni 2020 werd een gesprek online gezet met Jay Glaser, iemand die in de negentiger jaren publiceerde samen met Chopra en anderen, en die nog steeds betrokken is bij de beweging die de hindu-guru (advaita-vedantist(1)) Maharishi Mahesh Yogi op poten zette, althans in de VS, althans in 1959(2), met als religieuze onderstroom de vedas, de purānas, en die ágamas die horen tot het saivisme.
In het gesprek dat Glaser had met de eigenaar van de Infinity Foundation leren we dat Deepak Chopra (en ook ondergenoemde Sri Sri Ravi Shankar) rechtstreekse leerlingen waren van de Maharishi, maar dat ze na verloop van tijd hun eigen weg gingen.
Glaser's "Lost Art of Self-Repair" heeft de TM-praktijk en -filosofie als basis. Hij onderwijst daarin yoga, en meer bepaald prānayāma. Ook in 1992 probeerde hij de praktijk van TM te plaatsen binnen het kader van de westerse geneeskunde met inbegrip van psychologie/psychiatrie, zijn verhandeling over "Dehydroepiandrosterone Sulfate-levels". Vanaf het begin van de 21ste eeuw is hij ook "mindfulness training" gaan geven, hoewel we daarover geen rechtstreekse online informatie vinden. We moeten hieruit concluderen dat de toestroom naar de TM-praktijk is afgenomen of tot een halt is gebracht, en dat de heer Glaser sindsdien andere wegen zoekt, onderandere met het aanbieden van mindfulness-training waarvan we niet kunnen nagaan waar hij die kunst heeft geleerd.
In het boeddhisme, en dan zeker in het mahāyāna- en vajrayāna-boeddhisme, is dat een goed teken: zo volwassen worden dat de guru zijn pupil niet meer overeind hoeft te houden. Dat neemt echter niet weg dat Deepak Chopra de stroming voortzet die de Maharishi inleidde, met dien verstande dat hij er min of meer de bhakti-praktijk aan toevoegde, ook gebruik makend van het begrip "dankbaarheid" zoals het christendom dat leert.
Wanneer nederlandse vrouwtjesmeisjes dan dus zeggen dat ze naar een "ashram" zijn geweest, en daar boeddhisme hebben geleerd, dat zijn ze op bezoek geweest bij ofwel bovengenoemde "Sri Sri" zoals zijn naam afgekort wordt, danwel hebben ze een cursus gevolgd bij, of gestructureerd door Chopra, en zijn ze daarin niets van betekenis over het boeddhisme te weten gekomen.
Maar
overigens mogen we de vroege carrière van Maharishi Mahesh Yogi niet onderschatten: zijn westerse aanhang lijkt geen enkele interesse te hebben gehad in de levensbeschouwelijkheid, de civilisatie die hij vertegenwoordigde — ze wilden, "hij viel van z'n stoel van verbazing", zegt de heer Glaser — mediteren inzetten als medicijn tegen hun slapeloosheid. Wat dat aangaat is er niets veranderd, niet in het als "techniekje" gebruik maken van de praktijk van het advaita-vedanta, noch van die van het boeddhisme.
Dat niettegenstaande omringde de Maharishi zich met kenners van de vier vedas. Sri Sri Ravi Shankar is een specialist in de Rg-veda, en dit tot een mate waarin hij Maharishi's boek "The Science of Being and The Art of Living" in 1982 in een nieuw jasje stak, en het onder de noemer "The Art of Living" tot zijn eigen levenswijsheid omvormde — zo los heeft hij zich dan ook weer niet gemaakt. De andere drie vedas, de Yajur-veda, de Sama-veda en de Athárva-veda(3) werden door anderen vertegenwoordigd, voor een deel opgeleid door "Sri Sri". Van deze heren hebben we in het westen de namen niet meegekregen, hoewel er een gefilmde episode is geweest waarin twee van hen optraden. Ze hadden een meningsverschil over de interpretaties van de vedas. Hun "agree to disagree" duurde niet zo lang; ze gingen ieder een andere weg.(4)
Heeft
het boeddhisme zijn bekendste eerste vertegenwoordigers gekregen in het India ten noorden van de Ganges, het hinduïsme kreeg zijn meest bekende vertegenwoordigers vooral in het zuiden, in Madhya Pradesh (Maharishi), in Bengalen (Aurobindo en Vivekananda), in Kerala (een Sankārācharya), maar vooral in Tamil Nadu, genoemde Sri Sri Ravi Shankar, en Rámana Mahàrshi(5), om er maar een paar te noemen. Ook Rámana Mahàrshi was een advaita-vedantist met als kanttekening dat hij daarbovenop, of daaraan voorafgaand, een saivist was.
In bovengenoemd tweegesprek met Jay Glaser spreekt Glaser de naam van Maha-rishi (grote = maha; rishi = ziener) uit als Mahàrshi. Zijn gesprekspartner doet voortdurend voor hoe het wél uitgesproken moet worden, maar als zoveel mensen die veel lezen en slecht luisteren hielpen die verbeteringen niets.
Een andere vedanta-vertegenwoordiger die bij boeddhisten, en zeker op Sri Lanka nog bekender is, en die ook in zijn studietijd bij Maharishi Mahesh Yogi een "jaargenoot" (1972) was van Jay Glaser en Deepak Chopra is Sri Sri Ravi Shankar die het "Sri Sri" er pas na enige tijd aan heeft toegevoegd om niet verward te worden met wijlen de sitarspeler Ravi Shankar. We zien hoe zijn naam hier en daar aan elkaar geschreven wordt als Ravishankar terwijl hij toch echt een kind uit de familie Shankar is.
Het is Ravi die meer dan anderen een poging doet om in de boeddhistische vijver te vissen; een van zijn ashrams ligt vlak naast het Mahā-bodhi-complex in Bodh Gaya, en bezoekers en bewoners van het complex klagen over de onjuiste wervingspraktijken van deze hindu-vestiging. Niettemin laat het deelstaatbestuur hem zijn gang gaan, want ook Ravi trekt heel wat buitenlanders naar India en met name naar Bihar.
Ravi begon op een gegeven ogenblik Sudarshan Kriya (SKY) te onderwijzen, een yogatechniek waarin de ademhaling centraal staat. We zouden denken dat Ravi's interpretatie gebaseerd is op een passage uit de Yayur Veda (Taittiriya Sanhita). Arthur Berriedale Keith vertaalt de Yayur-vedapassage met: "... verily he places breath and life as the highest of the breaths; therefore are breath and life the highest of the breaths." "The breaths" (meervoud) is de vertaling van "prana", dat in deze kringen wordt gezien als de vitale energie. Mogelijk verwijst de auteur van deze passage naar zijn ademhalings-oefening in contrast tot het niet of amper bewust zijn van de vitale energie/adem van de gewone mens. Ravi Shankar lijkt zich echter, getuige een interview van eind mei 2020, te richten naar een shloka (vers) in de Ishavásya Upanishád (de Isha Upanishád die ook wordt gehanteerd in de Sri Aurobindo ashram), zijnde het 40ste hoofdstuk van de Yayur Veda. Ravi citeert daaruit de shloka: "het hele universum is niets dan chandas". Hij vertaalt "chandas" met "vibrations", in beweging zijn, "ritme".
Het vroege boeddhisme wijkt in zijn interpratie van chanda (tjsànda) wat af van het hinduīsme, en ziet het meer als, zeg maar, energie, de lichamelijke warmte die je ontwikkelt wanneer er serieus en met enige inspanning ergens naar gestreefd wordt. Het is daar nog niet hetzelfde als sexuele lust (rāga of kāma), maar het scheelt niet veel. Daarbij moeten we bedenken dat Boeddha een materialist was, gekant tegen het deïficeren van materiële gegevenheden als bijvoorbeeld de vier elementen van aarde, water, vuur, en wind; ze worden niet boven het dag-dagelijkse leven uitgetild als godheden die aanbidding verdienen.
De term "kriya" uit Sudarshan Kriya = actie, handelen, doen. Het komt op verschillende plaatsen voor, maar in combinatie met "sudarshan" — schouwen (darshan) in een staat van gelukzaligheid (su) — is het een nieuwe vinding.
Waar guru Acharya Agyaata-darshan de bron is geweest voor Maharishi's onderwijs (waarvan het westen geen kennis wenste te nemen), is Agyaata-darshan dat, als afgeleide, ook voor de anderen geweest. Een zekere Vinod Gahlot laat ons weten dat Acharya Agyaatadarshan de nogal heftige excercitie in ademhalen (SKY of een soortgelijke praktijk) nooit tot de zijne heeft gemaakt. (het voorzetsel Agyaat[a] zou "naamloos", "niet te definieren" betekenen.)
De vier Vedas zijn de Rg-veda, de Sama-veda (delen van de Rg-veda in zangen), de Athárva-veda (delen van de Rgveda in kávacha en mantra), en de Yayur-veda die de laatste lijkt te zijn en gaat, volgens auteur Viswanatha, over de "Tradition of Eternity", resp. de Adi Advaita die over het eeuwige voortrollen van het universum gaat, met alles wat zich daarin bevindt (waar het gros van de aziatische filosofieëen het in principe mee eens zijn). De op de eindtijd gefocuste abramische religies meenden hier in eerste instantie de achillespees van het hinduīsme (en andere systemen) te hebben gevonden; zij interpreteerden het "Eternity" in de zin van persoonlijke onsterfelijkheid.
In het citaat over de adem/vitale energie (prana) ligt de basis voor de gezondheidstheorie van het ayurveda waarvan bepaalde yogische praktijken deel uitmaken.
(1) Zie voor de verschillende stromingen deze online informatie: https://www.tandfonline.com/doi/abs/10.1080/19349637.2014.864544.
(2) In de zeventiger jaren betrok de beweging een door een rijke Amerikaan geschonken gebouw in Fairfield. Het is in dit gebouw dat Jay Glaser onderwees.
(3) Het meest recente deel van de Athárva-veda bevat de drie oudste Upanishads. Aan de Brhad arányaka Upanishad wordt gerefereerd in de pagina over wat het ongeborene binnen het boeddhisme betekent. Zie ook boek 33-2 van de Avatámsaka soetra. Iets over de Kathá Upanishad staat op de pagina over god en boeddhisme.
(4) Een dergelijk verschil van mening is ook binnen het boeddhisme onderwerp van overdenken geweest. Binnen het chinese mahāyāna kennen we de (laat geïntroduceerde) "zes harmonieën": harmonie (of eenheid) in de lichamelijke beleving (de riten), verklankte harmonie (in reciteren), harmonie in overtuiging (welk aspect, of welke praktijk van de dharma wordt gevolgd), harmonie in het handhaven van de voorschriften (moraliteit), leerstellige harmonie, en economische harmonie (hoe worden de fondsen besteed).
(5) Een volgeling van Rámana Mahàrshi was Sri H. W. L. Poonja (overl. 1997) die bekend staat als "Poonja-dji" of "Papa-dji"; het achtervoegsel -ji wordt uitgesproken wanneer iemand respect wil uiten voor de wijsheid van een gesprekspartner.
Papa-dji's leerling is dan weer een zekere Mooji (moedji), ook een advaita vedantist die geboren werd in een brits overzees gebiedsdeel. Hij heeft een ashram in onderandere Portugal.
|
Deze pagina is er een op de site www.buddha-dharma.nl
www.buddha-dharma.nl is eigendom van White Jade River, Instituut voor Boeddhisme
|
| |